donderdag 10 december 2009

Met MISTER AGONG MUNING op zoek naar de PURA DALEM GANDA LANGU in het dorpje TENGKULAK













































In Tengkulak stoppen we bij een mini marktje. Zowel links als rechts van de weg een tempel.

Op de tempel naast de wantilan het bordje: Pura Dadia Warga Pulesari.

Eigenlijk weet ik in het geheel niet waarnaar wij hier aan het zoeken zijn.

Is het soms deze tempel of is het die aan de overkant? Ik maak voor de zekerheid al gauw maar wat fotootjes, terwijl Catharina, Henk en Fifi zich met sarongs omgorden en Cerick gaat informeren.


Henk kijkt me aan. Ja het is ook om toestemming te krijgen. De Balische procedure.


Cerick krijgt geen uitsluitsel en hij en Mister Muning stappen in de auto om het elders te gaan vragen.

Wij wachten af in de “wantilan’ langs de straat. Op het marktje koop ik een trosje bananen.


Na een tiental minuten keren onze reisleiders terug met een jongeman in het zwart op een brommer. En dan blijkt dat we daar helemaal niet moeten zijn.

Er wordt gebaard dat we het steegje in moeten naast de wantilan.


De jongeman op de brommer gaat voorop en vraagt of ik er zin in heb bij hem achterop te gaan. Nou dat laat ik mij niet twee keer zeggen, ondanks de onhandige sarong in dit soort omstandigheden. Maar Balische mensen kunnen het, dus waarom ik niet.

Net als een cameraman in de Tour de France laat ik achterop gezeten mijn cameraatje lopen.

“The Real Bali”.

Cerick en de anderen in de auto achter ons aan.


De jongeman stopt bij een kleine warung aan de linkerkant. Hij richt zich tot een andere jongeman met ontbloot bovenlichaam. Die loopt naar achter om zich daar in een t-shirt te hijsen en een sarong te omgorden.

Hij gaat dus ook mee.


En ik word steeds nieuwsgieriger naar wat ons te wachten staat. Dit is duidelijk weer zo’n Muning ideetje.


Niet al te ver daarvandaan loopt het weggetje dood en moeten we te voet een piepsmalle brug over van vijf planken breed, waarvan alleen de middelste twee er betrouwbaar uitzien, maar evengoed lekker wiebelen als we ons eroverheen wagen.


Gelukkig is er wel een stang, waar je je aan één kant aan kunt vasthouden.

Diep beneden ons de rivier.


De overkant bereikend, komen we uit in de zonovergoten rijstvelden.


Als we rechts het tempeltje ontwaren, slaakt Catharina een grote ooooh.


Cerick, die bij de auto is gebleven, fluistert me nog gauw even in dat de tempel die we gaan zien in relatie staat met Goa Gajah en dat er zich “dingen” bevinden, die iets met Holland te maken zouden hebben, maar waarschijnlijk alleen bij een “celebration” worden getoond.


Hier en daar wat restanten van beelden.

Ik sta stil bij iets ronds, vrij kort en plat “afgesneden”.


‘Lingam,’ voegt één van de jongemannen mij toe, die mij nieuwsgierig daarnaar ziet staren.

Wel een hele korte piemel dan, denk ik, maar wel dik.


We lopen er wat rond, totdat de priester verschijnt.

Een “mangku”, die gelijk een joyeuse indruk maakt. Halverwege de veertig.

Al snel is hij in druk gesprek met Mister Muning, die me om een papiertje en pen komt vragen.

De “mangku” schrijft er zijn gegevens op:

Nama: Jro Mangku Ny. Ardana


De tempel is de Pura Dalem Ganda Langu in Tengkulak Kaja Kauh.

Kaja is richting Gunung Agung. Van hieruit het noorden dus. En Kauh is de richting waar de zon ondergaat, het westen dus. Noord/west Tengkulak dus.

Mister Muning vertelt dat de hulppriester hem vertelt dat men met een boek bezig is specifiek aangaande de relatie met Goa Gajah en de legendarische koning van Bedulu Udayana.

Het woordje “patih” valt een paar keer.

Het boek zou in april moeten gaan uitkomen. Uiteraard in het Indonesisch.

Een werkje van een professor. De ‘mangku’ heeft hem mogen assisteren.


Geheimzinnig opent hij de gouden deurtjes van de meruschrijn in het midden. We hebben dan even zicht op enkele Ganeshabeelden van witte steen.

Zijn dit de “dingen” waar Cerick zojuist op doelde? Alleen wat hebben olifanten met Nederland te maken, als het nou nog leeuwen waren.

Of is het de naam Chrisman? Muning vertelt dat Chrisman, een onderzoeker, ‘tall man’ ook hier was. Muning heeft hem gekend.

Chrisman is degene die bij Goa Gajah de badplaatsen heeft ontdekt en opgegraven.


‘Chrisman,’ zegt Muning, ‘stayed in Pejeng.

Ik herinner me dat we enkele jaren geleden op de brommer naar Goa Gajah zijn gegaan en op de terugweg ook even in Tengkulak zijn geweest, vandaar ook dat ik de naam nog wist. Alleen we waren toen in een ander tempeltje, vlakbij het mooiste Saraswati-beeld dat ik ooit op Bali tot nog toe ben tegengekomen. Alsof ze zo kan wegvliegen op de rug van de zwaan met de vleugels wijd uitgespreid.

Maar kennelijk hadden we toen al gevoel voor de relatie tussen Goa Gajah en Tengkulak. Dat hangt gewoon in de lucht.

Ik ga rond met mijn pakje kretekjes. Die worden dankbaar in ontvangst genomen en aangestoken. Ook de ”mangku” wil er wel één.

Ja dat is eigenlijk wel normaal. Ik moet de “mangku” nog tegenkomen die niet rookt. In tegenstelling tot de pedanda’s, de priesters, die roken niet.


Fifi vraagt aan de jongemannen hoe ze heten. De ene stelt zich voor als Wayan, met de correctie: ‘Mister Wayan Stress,’ wat voor Fifi aanleiding is de andere te betitelen met : ‘Oh then you are Mister Tattoo.’


Ja we zitten er gezellig en kennelijk is dat voor Mister Ardana, de hulppriester aanleiding dat voort te zetten te zijnent huize voor een kopje Balische koffie.

In optocht schrijden we even later achter hem aan door de smalle straatjes van het dorpje.

We worden door iedereen goed en vriendelijk bekeken. Wij doen idem terug.

Veel te converseren valt er niet met Mister Ardana, want hij spreekt nauwelijks Engels. Maar het is wel net of we oude vrienden zijn, want echt op z’n Balisch en veel gezien bij mannen onder elkaar, houdt hij een arm om mijn middel en ik vice versa bij hem.

Ondertussen tegen mij opscheppend over de kwaliteit van de Balische koffie.

‘Bali kopi,’ hij herhaalt het diverse malen.

Ik reageer met (één van de weinige frasen in het Indonesisch die ik dankzij Mister Muning goed beheers): ‘Bagus bagus.’

Achterom kijkend zie ik dat Henk en Mister Muning heel schattig hand in hand lopen. Daarachter Fifi met haar rode pluutje in gezelschap van Catharina.

Onderweg passeren we werkplaatsen waar als we om het hoekje kijken, vrouwen zien die in het halfdonker druk doende zijn schilderijlijstjes te maken. Foto’s daarvan maken is zoals altijd geen probleem. Het geeft zelfs aanleiding tot veel hilariteit.


Ergens daar woont ook de jongeman in het zwarte t-shirt. Ook hij nodigt ons uit.

Ik zeg: ‘Maybe later,’ en wijs daar waar de “mangku” naar binnen is gegaan.

De jongeman wijst op het verkiezingsbord naast zijn huis met zijn portret en dan weet ik ook gelijk hoe hij heet: I Dewa Putu Wardana.


Na de poort doorgelopen te zijn naar het huis van de “mangku”, passeren we weer de gebruikelijke erfjes van andere families. Oude mensjes voor de huizen kijken èn nieuwsgierig èn knikken heel vriendelijk.

Iedereen komt kijken. Zo ook de kippen.

Het huis van Mister Ardana is helemaal aan het eind. Het laatste huis rechts.

We worden verzocht te gaan zitten in de ruimte, die naar één kant open is. Binnen de kortste keren ben ik weer kretekjes aan het uitdelen, met als gevolg dat het spoedig op een rookhol lijkt, waar Catharina als niet roker middenin zit.


Fifi zit gelukkig voor haar het dichtst bij de “lucht”. Maar heeft wel haar steentje bijgedragen aan de rook door een vuurtje aan te bieden aan een heel oud en verschrompeld uitziend mannetje, met een super vriendelijk gezichtje, waarvoor Fifi natuurlijk is gevallen, die zich nieuwsgierig erbij heeft gezet.

De “mangku” laat een proefdruk zien van het boek van de professor. Ik lees zijn naam: Prof. I Gde Semadi Astra. Ik blader het wat door en film enige bladzijden. Aan de wanden diverse ingelijste foto’s van de “mangku”.

Hij heeft een opvallend plukje haar rechtsonder op zijn kin. Een asymmetrisch sikje. Ook op de foto’s is dat te zien. Fifi vraagt waarom dat is, maar daar geeft hij geen antwoord op.

Bij nadere bestudering denk dat het is om een nare pukkel te verbergen.

Op sommige foto’s staat hij afgebeeld in een officieel tenue.

De koffie word voorafgegaan door een drankje uit een flesje. Even denk ik: is dat de koffie? Maar die volgt al gauw.


Na een minuut of twintig kijken Mister Muning elkaar aan: tijd om te vertrekken, ja dus.


Alvorens we gaan komt zijn vrouw nog even kennis maken en ook zijn kindjes. Begeleid door die hele familie, lopen we richting straat, weer langs al die erfjes.


De “mangku” gebaart naar Cerick die op een honderd meter afstand op de hoek met zijn auto staat geparkeerd. Hij kan best tot hier rijden.


Weer in de auto zeg ik tegen Cerick dat de “mangku” zo aardig was.

‘That’s normal,’ is zijn droge reactie,’that’s why he is a “mangku” ... otherwise he is a monkey!!!”