vrijdag 13 november 2009

TAMPAKSIRING







Vandaag is het de dag dat ik samen met Henk een bezoekje ga brengen aan de "Gunung Kawi" (betekenis: de dichtersberg),
de zogenaamde koningsgraven,
gelegen diep beneden (!)
in een dal vlakbij het dorpje Tampaksiring. Ik was er enige jaren geleden al met Fifi, die nu niet meegaat. Die ene keer was haar eigenlijk toen al te zwaar. Maar ik wil wel graag een keer terug. Het maakte toen diepe indruk. En: ik wil een poging wagen de zogenaamde "tenth tomb" te vinden (tekening Nieuwenkamp).


We rijden middels smalle weggetjes via Petulu (bekend van de reigers), Kenderan en Kapitu (voor mij bekend van

de bruiloft onlangs), landschappelijk: “the real Bali”. Dan de lange weg door Tampaksiring. We passeren dan ook het p

aleis van Soekarno.

Cerick vertelt dat het nu nog wordt gebruikt voor belangrijke personen (VIP’s) uit Jakarta als ze op Bali zijn.

Cerick rijdt een parkeerterrein op en dan blijken we er al te zijn. Sneller dan ik had verwacht.

Maar het is dan ook al weer zes jaar geleden dat ik hier met Fifi was.

Fifi die toen halverwege de lange trap naar beneden eigenlijk niet meer verder kon, maar dat toch deed

‘omdat ik zoveel van je hou,’ zoals ze dat toen uitdrukte.

De dames die ons toen continu overvielen met de opmerking “wandolla” zijn vervangen door stalletjes aan

weerskanten, bemand door mensen die ons uiteraard wel aanspreken, maar op een veel rustiger manier.

Bij de ingang doe ik mijn standaardgrapje, ik kan het nie

t laten: ‘Two children.’ Als dat uiteraard niet lukt, gooit Henk het over een andere boeg en vraagt hij om bejaardenkorting. Maar ook daar trappen ze niet in.

We hebben geen sarongs bij ons, er vanuit gaande dat het hier niet om tempelbezoek gaat.

Maar toch ... Henk moet een sarong om, omdat hij in zijn korte broek is. Dat is niet zedig genoeg. Mijn lange broek is oké, maar er moet wel een sjerp

om. We krijgen die overhandigd als we de verplichte donatie hebben gedaan.

De trappen zijn weer steil. Heel erg, ik was het bijna vergeten. En begrijp Fifi’s probleem ermee. Nee, nu zou ze het zeker niet kunnen doen.

Het landschap is weer adembenemend mooi. Henk is dan ook gelijk op drift geraakt met zijn apparaatje. Hij ontdekt heel ver in de rivier een zich badende blote dame. Net als hij zijn zoom goed heeftingesteld, is ze verdwenen.

De uitgehouwen “candi’s” in de grotten zijn veel imposanter dan ik in mijn herinnering had.

Dat ervaar ik vooral als ik voor de rij gelijk aan de linkerkant sta als je het complex binnenkomt.

De zogenaamde “Queens Tombs”. Tussen de tweede en de derde candi loopt een stenen trap omhoog, die je volgens het bordje ernaast niet mag betreden. Daarvoor een groot terrein, waarschijnlijk voor de rituelen. In feite bestaat het complex uit twee rijen candi’s (aan elke kant van de rivier één) en een zogenaamd kloostergedeelte.

Plus nog complexen in de jungle, maar die zijn moeilijk bereikbaar, al ga ik vandaag wel proberen er iets van te ontdekken.

De rij, aan de noordelijke zijde van de rivier, die diep beneden ons stroomt, schijnt de belangrijkste te zijn.

Bij het oversteken kijk ik nog eens achterom, Daar ergens in het midden kwamen we van de nauwe steile trap af. Met rechts de koninginne-graven. En links mogelijk de “weg” naar de z.g. “tenth tombs” en de mini-warung.


We bereiken de vijf uitgehouwen konings-candi’s. Nissen van negen meter hoog. Soortgelijke zijn op Jawa te vinden maar dan driedimensionaal, maar vaak niet meer in zo goed staat als deze tweedimensionale staat. Ze hebben ook wel iets van Tibetaanse stupa’s. Of pagode’s zoals je die wel in andere boeddhistische Aziatische landen ziet. En dat is wat ze voor mij ook hebben, ook al is het misschien totaal niet waar. Voor mijn gevoel hebben ze een relatie met het boeddhisme. Tenslotte is ook de Goa Gajah niet ver hier vandaan. Van welke plek het zeker is, dat men er boeddhistische elementen kan aantreffen.

De rij van vijf wordt “the Royal Tombs” genoemd. Elk van de reliëfs vertegenwoordigt een candi of prasada van voor gezien. De trapsgewijze spits toelopende bovenste gedeeltes hebben torentjes in de vorm van een “lingga” op een “yoni”basis (symbool voor vruchtbaarheid).

De naam candi komt van de verblijfplaats van Candika, godin van de dood, partner van Shiwa.

In de candi zijn deuren uitgehakt die uiteraard niet echt zijn.

Maar niet alles is suggestie. Voor die zogenaamde deur schijnt een klein opengelaten platformpje te zijn, vanwaar er een ingang is in de candi. Elk van die ingangen bevatte ooit een vierkanten platte steen (een “peripih”), met negen gaten, die oorspronkelijk diverse mineralen en metalen objecten bevatte. Symbool voor de spirituele aanwezigheid van de overledene, als voor de verschillende aspecten van het universum.

De stenen zijn daar nu niet meer. Toen ze in 1920 werden ontdekt, zijn ze overgeplaatst naar één van de nissen in het kloostergedeelte.

De steen kan moeilijk urn genoemd worden, omdat er geen as in is ontdekt, noch de beenderen van de overledene, bovendien is het het meest waarschijnlijk dat conform de gewoonte de as in de zee is terechtgekomen.

Dus de betiteling “tombe” is misleidend. Edoch er is wel een verwijzing naar de dood, in casu de bevrijding en verlichting van de overledene, waarschijnlijk een hoogstaand persoon, zoiets als een koning dus.

Ze zijn dus waarschijnlijk opgericht voor diens of haar spirituele aspecten. Als een soort nieuw lichaam en tijdelijke uitwijkplaats voor de overledene.

De Gunung Kawi candi dragen geen afbeeldingen van de overledenen in zijn goddelijke staat, zoals wel elders schijnt aangetroffen te worden, maar wel inscripties die aangeven voor wie de candi’s zijn gemaakt.

Die incripties zijn heel decoratief in wat men noemt figuratief of “square” of “Kadiri Kwadraat”, vanwege de Oost Jawaanse periode gedurende een eeuw vanaf het jaar 977 na Christus. Dat schrift werd speciaal gebruikt voor dergelijke monumenten. Alleen erg goed is het hier niet meer leesbaar.



Je moet het weten. En het script kennen natuurlijk. Volgens de experts kun je op vier van de vijf candi op het noordelijke stuk lezen: “rwa - - (da) kira”, wat nergens op schijnt te slaan. De inscriptie op de belangrijkste geeft geen problemen. Er staat: “haji lumah ing Jalu”, wat betekent: de koning die werd gemonumentaliseerd in Jalu.

Jalu zou de naam kunnen zijn van deze plek. Jalu betekent “het spoor van de haan”, wat synoniem zou

zijn aan de “kris”. De Pakerisan, de krisrivier dus, zou dus de andere naam zijn voor Jalu. Het woordje Jalu geeft ook aan dat iemand mannelijk is bij titels. En namen met het woordje “lumah” is een naam die gegeven wordt na iemands (met name koninklijke personnages) overlijden. En de naam geeft vaak de plaats a

an waar de candi voor hem is opgericht.

Hier wordt door sommigen aangenomen dat het gaat om koning Anak Wungsu.


Andere experts zeggen dat het meer waarschijnlijk is dat Anak Wungsu degene is die dit voor zijn vader liet bouwen.

Met de vier andere candi als monumenten voor zijn vier belangrijkste vrouwen. Die hem in de dood zijn gevolgd bij zijn overlijden,

wat toen de gewoonte was. En de vier aan de overkant (de zogenaamde “Queens tomb”) bestemd voor vier vrouwen die ietsje lager in rang waren.

Je kunt je afvragen wat de zin van zo’n plek is. Maar zoals overal is het bezoeken van een heilige gewijde pl

ek nuttig voor je spirituele welzijn. Je doet er kracht op. En met name hier: via stromend water.

Stromend water is levend water. Daarom zijn de candi waarschijnlijk hier ook gemaakt. Het water geeft magische kracht aan de candi en omgekeerd geven de candi weer

kracht aan het langslopende water, die vervolgens de velden ermee besproeid en vruchtbaar maakt.

Gunung Kawi betekent “de dichtersberg”. Opmerkelijk dat men ook hier een heel diepe inkerving in het landschap met het woordje berg betitelt. Een omgekeerde berg dus eigenlijk. In Campuan ook zo’n woordjesfenomeen: daar heet de tempel beneden de brug de Pura Gunung Lebah. Dat de lage berg betekent.

Ik vraag me af of ik hier niet al eerder heb rondgelopen. En daarmee bedoel ik niet de keer een paar geleden met Fifi. Nee, heel lang geleden, toen hier inderdaad monniken vertoefden.
Misschien was ik wel één van hen. En misschien was de grote boeddhistische leraar Atisha hier ook wel ooit. Atisha van wie het zeker is dat hij op wat toen het "gouden eiland" werd genoemd heeft verbleven (in de grootste boeddhistische universiteit van dat moment!), alvorens hij naar Tibet vertrok om daar definitief het boeddhisme te "settelen". Dit alles omstreeks de elfde eeuw, als ik me goed herinner. Ik heb "iets" met Atisha. Hij is voor mij de "link" tussen Indonesië en Tibet. Ik heb zijn levensverhaal al eens helemaal uitgezocht en weergegeven in een artikel.

In het kloostergedeelte (de “papatan”) met de nissen voor de monniken, hier zouden de mensen gewoond hebben die voor de

candi’s zorgden, dienen we ons schoeisel uit te doen. Wat voor mij niet echt prettig is. Maar allez het moet maar.

Voorzichtig glijdend over de bemoste ondergrond, me met één hand vasthoudend aan de zijkant

van de rotsen, zie ik Henk, die sneller dan ik door een poortje voorbij schuiven in zijn hemelsblauwe sarong. Zijn witte beentjes steken er mooi bij af.

Het kloostercomplex weer uitlopend in een gedeelte dat toch wel op een tempel lijkt, komen we allebei tot de constatering dat we heel nodig moeten plassen.

‘Mijn metertje staat al op rood,’ zegt Henk.

Gelukkig ontdekken we een bordje met het opschrift “TOILETS” bij de achteruitgang van de tempel.

Daar vlakbij diep beneden de Pakerisan rivier (de krisrivier). Ik loop een stuk het paadje af naar beneden om te zien of ik vandaar naar het zogenaamde “second cloister” kan komen. Want ik wil wel gaan exploreren dat wat ik een paar jaar geleden heb laten liggen. Voor dat doel heb ik ook printje bij me met een vereenvoudigde plattegrond van het hele complex erop. Want buiten het voor de meeste toeristen gekende deel, zouden er vlakbij nog meer “tombs” (de zogenaamde “tenth tomb”) zijn en een “second and third cloister”.

En volgens het kaartje is het “second” aan deze zijde van de rivier.

Vrijwel beneden aangekomen, moet ik concluderen dat er vandaar geen weg hoe klein ook verder gaat. Met veel fantasie zou je er een dichtgegroeid paadje kunnen ontdekken, maar dat durf ik toch niet aan. Ik stuit op de rivier en de jungle. Wel veel fraais aan bloemen (vooral veel rode) en vlinders.

Om in de richting van de “tenth tomb” en de “third cloister” te komen, concludeer ik dat we daarvoor het bruggetje over moeten, want als de “second cloister” niet kan, dan wil ik nog wel een poging wagen de andere te vinden, want zo gauw wil ik de moed niet opgeven.

Net over de brug ga ik nu linksaf bij een kleine “warung”. Zou ik rechtdoor gegaan zijn, zou ik via de uitgehouwen poort de trappen op richting uitgang gaan. Maar dat doe ik dus niet.

De mevrouw van de “warung” die mij en Henk uiteraard graag als klanten wil hebben, spreekt ons aan: ‘Drinking?’

Ik zeg: ‘No, not now. Later when we come back.’ Ervan uitgaande op de weg terug hier weer langs te komen.

Ik vraag voor de zekerheid aan de mevrouw: ‘Tomb?’ En wijs naar het pad met de ronde stenen.

‘Yes yes,’ en ze wijst naar het paadje schuin naar links naar boven. Henk is die kant al opgestegen.

De rijstvelden zie ik daarboven al gloren.

De treden zijn ook hier niet gemakkelijk. We komen uit op een paadje dat precies parallel loopt aan het pad dat we op weg hier naartoe naar beneden hebben gedaan. Alleen wel een paar meter hoger.

Steil beneden mij zicht op de grote treden, waar al meer toeristen beginnen te geraken.Het uitzicht over het rijstveldenlandschap is geweldig.En Henk maakt nog een laatste fotootje richting kloostercomplex waar we zojuist waren.Het paadje is inmiddels afgezwenkt en is een smal randje geworden langs een rijstveld.

Ik balanceer op een breedte van twintig centimeter gras. En hier en daar is het ook klauteren.

Henk is het al gauw te veel, maar ik ben vastberaden om door te gaan. Want daarvoor ben ik nu hier:

om iets meer te zien dan vorige keer.

Schuivend op mijn achterwerk ga ik een steil stukje naar beneden. Achter mij zie ik enkele toeristen naderen, net op het moment dat ik voor mij uit een uitgehouwen grot ontdek. Ik heb het gevoel dat ik mijn doel heb bereikt. En krijg ge

ijk al een gelukzalig gevoel. Goed, dat ik heb doorgezet. Maar tevens bekruipt me het gevoel dat de aanstormende toeristen mijn geluk gaan verstoren. Omdat ik verwacht dan er

niet even rustig mijn dingetjes te kunnen doen.

Ze zijn duidelijk veel jonger dan ik, dus zij gaan veel sneller. In een uiterste poging ze voor te zijn klauter ik op handen en voeten nog een snel een stukje naar boven.

Net op dat moment hoor ik een helder vrouwenstemetje achter mij zeggen: ‘Oh what small,’ en hup zijn ze weer vertrokken.

Als ik de grot heb bereikt blijkt dat het in feite een soort poort is, want je kunt er doorheen lopen. Metershoog wel. Imposant. Vreemd licht van boven.

En het pad vervolgt zijn weg en ik ga dus maar een stukje verder, want kennelijk is dit dus niet alles. Ondertussen blij zijnd met de verkeerde inschatting van de medetoeristen zojuist, wat voor hen aanleiding was om maar gelijk om te draaien. Even kijk ik nog ongerust achter mij: yes, ze zijn echt weg!

Maar gemakkelijk is het niet om door te gaan. Het is er nu heel glibberig en het gaat weer naar beneden. En ik vervolg mijn weg, er nu zeker van zijnd dat er meer is. Een muurtje rechts van mij duidt daar ook op. De jungle is er toverachtig. Gekke lichtval, klaterende watervalletjes schuin boven mij, uitkomend in kabbelende beek

jes onder mij. Ik bevind mij hier in het paradijs, ondanks dat er hier geen rijstveld te bekennen is. Onbedorven natuur.

Verderop gaan stenen trappen omhoog en al gauw bereik ik aan mijn rechterhand een wand met nissen.

Ja dit is absoluut zeker wat ze de “tenth tomb” noemen.

Ik sta hier in de voetsporen van Nieuwenkamp (wat op zich al een mooi gevoel is), die deze “tenth tomb” heeft ontdekt en een fraaie tekening ervan heeft nagelaten.

Ik passeer de eerste nis, bijna geheel verscholen achter het mysterieuze junglegroen.

Ik zie ook enkele meruschrijnen. Dus vinden hier ook tempel rituelen plaats. En een heuse tempel-balé. Aan mijn rechterhand de ene nis na de andere. Met ergens in het midden de tiende tombe. Een uitgehouwen candi zoals bij de “royal tombs” en de “queens tombs”. Ik haal de tekening van Nieuwenkamp te voorschijn. Wauw, dat heeft hij toch destijds, zo’n honderd jaar geleden maar mooi vastgelegd. En ontdekt. Ik voel me een beetje in zijn voetsporen, zoals ik wel vaker op Bali naar zijn “plekken” heb gezocht en gevonden. Alleen ik leg, wat ik zie, niet zoals hij vast door middel van tekeningen, maar daar waar ik lyrisch van word, vast middels een knopje op mijn digitale apparaatje. Ik vraag me af wat hij gedaan zou hebben, als hij de keuze had gehad.

Misschien ben ik wel zijn incarnatie. ik voelde me altijd toch al zo aangetrokken door dit magische eilandje. En sommige dingen zijn ook zo herkenbaar. Afijn ...

Het hele complex is veel groter dan ik had verwacht en vooral heel fraai vanwege de “setting”: een omgeving van ongestoorde natuur van fraaie bloemetjes en vlinders die om me heen dwarrelen.

Boven de candi zou in “oude letters” boven de nepdeur staan “rakryan”.

De lokale mensen noemen het hier de “gria pedanda”, het huis van de priester. Maar dat is niet de echte betekenis. Die is volgens de experts: “een eerste minister die

is overleden vlak na zijn meesters dood”.

In navolging van de andere versie of het nu Anak Wungsu is of niet voor wie de candi in het andere complex is opgericht: als die daar voor zijn vader is, dan is in die versie

deze tombe voor hem. Even meen ik te horen dat Henk mijn naam aan het roepen is.

Maar ik ben niet zeker. Dat ben ik wel als ik het enkele tellen later nog eens hoor.

Ik roep terug: ‘Ik kom.’

Want dat ben ik toch al van plan.

Ik loop nog even een klein stukje door achter de laatste nis om en zie een supersmal paadje omhoog de jungle in leiden.

Waarschijnlijk naar de “third cloister”, maar die doe ik dan maar niet. Ben al heel tevreden hiermee.

Toen ik Henk achterliet deed ik dat met de woorden: ‘Ik kom je straks wel vertellen hoe geweldig het daarachter was.’

Met die gedachte neem ik de weg terug, want ik ben zeker van plan het hem in te wrijven. Henk ziet me al van ver aankomen. En ik herken hem aan zijn blauwe silhouet.

Ondanks dat ik de mevrouw van de “warung” heb beloofd op de terugweg een drankje bij haar te kopen, komt het daar niet van, omdat we een kortere weg terug vinden. Ik denk, dat zij reeds zo’n vermoeden had, wel wetend hoe hier de paadjes lopen.

De weg terug naar boven de steile trappen op, dat valt goed tegen. Vooral omdat ik dus al een aardig klim- en klauterpartij achter de rug heb in die warmte.

Water en banaantjes, die we onderweg kopen, zorgen dat ik niet omval, maar ik dring wel aan om enige keren even een pauze te nemen.

Alvorens we vertrekken wil Henk in één van de kleine winkeltjes op het parkeerterrein nog wat sigaretjes inslaan. Ik moet dat wel voorschieten en loop om die reden met hem mee. Het meisje vraagt 15.000 voor een pakje dat normaliter 9.000 kost.

Henk’s eerste reactie is: ‘Dan doen we het niet,’ maar het is een aardig meisje en we doen het voor 12.000. ‘And two kisses,‘ voeg ik eraan toe en loop lachend weg.

Terugkomend van mijn tochtje naar de “tenth tomb” meen ik een slangenhuid in stukjes gevonden te hebben. Ik neem het mee als ware het een relikwie. En met de bedoeling het aan Fifi te geven, die zal daar wel blij mee zijn.

Vol trots laat ik het in de auto aan Cerick zien. Die onmiddellijk begint te lachen: ‘That’s no snake skin, that’s snake fruit: “salak”.’

Ja, dat heb ik toen ik de stukjes oppakte ook onderkend, want ik heb de gedachte daarbij gehad van: goh nou weet ik waarom ze de “snake fruit” zo noemen.

Henk vindt mijn vergissing geweldig en knijpt me in de nek.