dinsdag 26 mei 2009

Maandag, Imlek, Chinees Nieuwjaar 2009: Blahbatu, de hogepriester van Bali.


Vandaag dus naar Blahbatu. Dat stond al een tijdje vast vanwege het Chinese Nieuwjaar en de Chinees boeddhistische tempel daar.

En omdat ik thuis op internet heb ontdekt dat de hoogste priester van Bali Ida Pedanda Gede Madé Gunung, degene die mister Rai ooit had geadviseerd na het overlijden van zijn vrouw, ook in Blahbatu woont en we die tijdens deze trip ook met een bezoekje willen vereren, gaan we dat combineren.

Als Cerick ons plan verneemt, stelt hij voor eerst naar de priester te gaan, omdat deze een druk bezet man is, anders is hij misschien al vertrokken. Hij is er ooit wel eens geweest, dus hij weet wel zo’n beetje waar het is.

Om negen uur vertrekken we, gekleed op ons paasbest in sarongs, dit op advies van Cerick die zelfs aangaf om mijn Afrikaanse jasje aan te trekken. Maar dat doe ik niet, omdat volgens Fifi dat laatste een grapje van hem was. Mocht ik daarover nog twijfel hebben, die wordt gauw weggenomen door de hitte, dat zou echt veel te warm te zijn zo midden op de dag.

Dus ga ik in mijn dunne roodgetinte bloesje. Ook mooi en zit wel zo lekker.

Cerick moet bekennen dat het toch al weer een tijd geleden is dat hij er was. In 1993 of zo. Dus hij hoopt het te vinden, bekent hij.


Toch vindt hij het snel en rijden we een ruim zwaar overschaduwd parkeerterrein op.

Aan de zijkant onder een afdak een vijftal auto’s. Volgens Cerick het bewijs dat het hem financieel niet slecht gaat. Maar dat wist hij al, want hij voegt eraan toe dat de heilige meneer voor een inzegening of trouwritueel zo’n zes miljoen roepiah vraagt.

‘Dan heeft hij dus een goede baan,’ opper ik.

Maar voor alle duidelijkheid: het is niet allemaal voor hem. ‘Hij heeft ook zijn onkosten, zijn mensen die hij weer moet betalen,’ verklaart Cerick nader.

Als we in de richting van de poort lopen, ervaren we een geweldige spanning.

Zal hij er wel zijn? En zal hij ons ontvangen?

Ik loop als eerste de poort door, benieuwd naar wat mij geopenbaard gaat worden. Een paleiselijke compound. Onder diverse balé’s zijn mannen en vrouwen met het prepareren van offerandes aan de gang.

Niemand die aandacht aan ons schenkt.

We nemen een afwachtende houding aan en wachten af.

Helemaal achterin wenkt een man in het wit naar ons. Dat kan niet anders zijn als de priester.

En krijg gelijk een heel blij gevoel: hij is er en we gaan hem dus ontmoeten.

‘Mission accomplished.’

Hij zit er heel rustig en kalm aanwezig te zijn op de verhoogde vloer van de balé.

Voor hem op de grond twee rijen witte plastic stoeltjes.

Hij gebaart erop plaats te nemen. Wel eerst de schoenen uit.

Guru Gunung, hetgeen in feite de topleraar betekent (gunung = berg, zie de Gunung Agung), maakt een ongelooflijk vriendelijke, warme en ontspannen indruk. En ontvangt ons alsof hij ons al verwachtte en zich afvroeg waar we toch bleven.

Ik stel ons aan hem voor. En vertel erbij dat we uit Holland komen. Zijn ogen kijken dwars door ons heen en omgekeerd is het alsof je in een oceaan van wijsheid zit te kijken.

Transparant ook. En dat is hij helemaal, vooral door zijn witte kledij. 

De zachtheid ten top. Zijn grijze haar van achter in een knotje. En een lange witgrijze baard.

Precies ook een yogi eigenlijk. Doet ook denken aan de Maharishi Yogi.

Fifi zegt dat zij eigenlijk ook grijze haartjes heeft. Hij lacht.

Maar dat zij wel een paar jaartjes ouder is, want volgens zijn eigen zeggen is hij van 1955, dus pas 53 of 54 jaar. 

Hij vraagt ons wat we komen doen? Waarom wij hier zijn? Wat we van hem willen?

‘We just wanted to see you, because we heard about you,’ zeg ik lachend. Want dat is het ook gewoon. We hebben niet zoals andere bezoekers misschien, een vraag betreffende een probleem. We zijn eigenlijk alleen maar benieuwd. Dus in feite is dit een heel eerlijk antwoord. 

Waarmee hij erg moet lachen. Ja, dat zal hij nog wel niet vaak hebben meegemaakt. 

Wat me erg meevalt is, dat hij een aardig woordje Engels spreekt. Niet perfect, maar genoeg om te kunnen communiceren. Dat kun je niet van alle priesters zeggen.

We vertellen hem ook hoe het gekomen is, dat wij op hem zijn gekomen.

Dat Mister Rai in het paleis in Kerambitan over hem gesproken had. En dat ons dat intrigeerde en dat ik toen op internet zijn naam ben gaan in googelen. En dat ik er zo erachter ben gekomen dat hij in Blahbatu woont, niet al te ver van Ubud. 

Zijn vrouw komt goededag zeggen en even later ook zijn zoon, die naast ons plaats neemt op één van de stoeltjes.

Guru Gunung vraagt of wij zijn ashram willen zien.

Jazeker en niet veel later lopen wij achter hem aan het grote parkeerterrein over naar achter. Cerick die hem vanuit zijn auto ook opmerkt, komt te voorschijn en buigt eerbiedig voor de priester.

In de Muning-gang schrijden we plechtstatig met de priester voorop richting ashram. Aan zijn  statige gang met de rug kaarsrecht, kun je zien dat hij niet zo heel oud is.  


Om door de poort van de ashram te kunnen gaan, moeten we eerst een aantal trappen op. Die beklimmen is niet gemakkelijk, mede omdat we onderaan reeds de schoenen moeten uitdoen. En het wordt nog erger als we de ruimte betreden. Paadjes van kiezelstenen. Dat is expres zo gedaan. Het dient als massage voor de voetzolen. Maar dat is niet erg aan ons besteed. De twee “kreupelen”. 

‘Au , au,’ roept Fifi.


De priester en zijn zoon lachen. Ja, zij hebben er geen moeite mee. 

Maar hij is heel aardig en voelt ons probleem aan en beduidt ons op de betegelde zijkanten van de balé´s te lopen, daarbij vriendelijke mannen passerend, die er aan het werk zijn.




De ashram is een mooi aangelegde ruimte. Enkele ruime balé´s, waar hij denk ik zijn leerlingen ontvangt en les geeft. Hij zegt dat hij er zo´n 1500 heeft. Vanavond heeft hij weer een sessie. 

Hij moedigt ons aan foto´s te nemen. Fifi kwijt zich als eerste van die taak.

Terwijl ik doorga met filmen. 


Er komt een mevrouw te voorschijn. Ook zij is heel vriendelijk en heel benieuwd wie we zijn en wat we hier komen doen. Zij blijkt de schoon-dochter van Soekarno te zijn. Haar moeder woont in Bandung op Jawa en arriveert morgen voor een verblijf van een maand. Ze is daar duidelijk heel blij mee, de reden waarom ze het vertelt.

Haar naam is Lovina. Er is een nieuw gecreëerde badplaats dichtbij Singaraja die men Lovina heeft gedoopt , waarvan ik weet wat het betekent: Love Indonesia. Ze is verrast als ik kenbaar maak dat ik de betekenis van haar naam weet. Deze levende Lovina heeft op het eerste zicht westerse trekken. Als je niet beter wist, zou je zeggen dat ze van Italiaanse komaf is.

Als ze verneemt dat we uit Nederland komen, lacht ze breeduit en gaat ze onmiddellijk over op het Nederlands.  Echt nog heel vlotjes. 

Ze beweert dat ze de grammatica van het Nederlands helaas niet beheerst, maar daar is nauwelijks iets van te merken.

En dan komt er een grote man te voorschijn, een familielid. Hij blijft verder bescheiden op de achtergrond.














Fifi komt terug van haar foto-sessie. Vervolgens ga ik op pad. Opvallend zijn de vele kooitjes met vogeltjes erin die er aan de dakranden van de diverse balé’s hangen.

Een Ganesha-beeld aan de zijkant.

Twee stenen aapjes markeren het pad dat naar de padmasana-troon leidt.

Ik probeer de kiezeltjes zo veel mogelijk te vermijden, door over het gras te lopen. En kom tot de conclusie dat het een mooie plek is om tot rust te komen.


En ik voel me heel vereerd hier rond te mogen lopen. Want deze Guru Gunung is echt een bekende meneer op Bali. Cerick heeft ons tussendoor ook verteld dat hij heel vaak op tv verschijnt.

Van afstand hoor ik Fifi aan hem vertellen dat ik monnik ben geweest in de Tibetaans boeddhistische traditie. Twaalf jaar. Ikzelf heb hem al verteld van de Dalai Lama.

En dat hij aan de Dalai Lama doet denken. 

Vooral ook toen hij bij aankomst ons begroette als zijn vrienden. De Dalai Lama doet dat ook altijd.


Als we voorstellen om maar weer eens te vertrekken, wordt  daar onmiddellijk mee ingestemd.

Ja, want inderdaad de Guru Gunung heeft het druk, volgens Lovina wordt hij vanmiddag ergens verwacht. Cerick zei het deze morgen al: in de ochtend is het beste moment om hem te ontmoeten. 

We strompelen weer de trappen af en beneden gearriveerd is het een hele stoet die weer terugkeert in de richting van het parkeerterrein. Een hele stoet, omdat ook al de mannen, die er aan het werk waren, met ons meelopen.  Wij voorop met de heilige man.

Op het parkeerterrein nemen we afscheid en bedanken hem voor de zoveelste keer.

dinsdag 19 mei 2009

Hier hebben wij elkaar getekend ... verzonken in het Balinese landschap ... het Bali-gevoel, goed hè?








Wij zijn Hans en Fifi en samen vormen we “the Art of Living”.

Daarmee aangevend dat we het leven zelf tot kunst hebben verheven.

“Just being happy”, is ons motto.

Nou op Bali, het goden en godinneneiland komt dat mooi uit.

Alles is er kunst. Het hele leven, vanaf opstaan tot naar bed gaan.

‘Zelfs de haren kammen,’ zei Anak Agung, de schilder in Padang Tegal. En in Kerambitan, waar we inmiddels kind aan het koninklijk huis zijn, is het motto in gouden letters op het gastenboek geschreven: “Art is beauty and beauty is art.”

Een Australische meneer, ook voor de zoveelste keer op Bali, sprak tot ons: ‘ Here on Bali, they live their religion.’ Wij zouden daar aan toe willen voegen: “And their art.”

Wij, Hans en Fifi, doen daar graag aan mee.

En over dat “happy” zijn: als we onze visitekaartjes hier en daar aan het uitdelen zijn met de naam “the Art of Living” erop, dan zie je de mensen kijken en dan voegen we er snel aan toe: “ We are not selling anything,


......just giving happiness.’




Een mevrouw uit Alaska, zelf ook een kleurig persoon, die ons aansprak met “hey honeymooners”, reageerde na het horen van het woordje “happiness”: “ You already did. ....”




Ketut "big", echtgenote van mister Juta












Mister Juta (Mister Million), de "boss" 













Ayu,  zus van Ketut "big"

         Ketut "small", zus van Ketut "big"



Baliverhalen: de rode draad.


Vanwege haar rode koppie is Fifi de rode draad in mijn leven. Maar het is niet alleen rood wat bij haar de klok slaat, elke kleur kan aan bod komen qua kleding en sieraden, als het maar ergens in de totale outfit “terugkomt”. Dat ze een kleurentik heeft, geeft Fifi zelf toe. Op haar rode haartjes is ze eigenlijk altijd voorzien van een “hoofdtooi”, zoals ze zelf dat geheel van frutseltjes  betitelt. Wisselend in kleuren en samenstelling, al naar gelang de rest van de outfit. 

In Nederland wordt ze er wel eens om uitgelachen (‘Is het kerstmis? Is het carnaval?’).

Op Bali lacht men ook, maar meestal toe. En gaan de duimpjes omhoog.

Ik noem haar wel eens vanwege die kleurige uitstraling de paradijsvogel. Op één van onze eerste reizen zijn we op de gehuurde brommer speciaal ervoor naar het vogelpark gereden. Om de paradijsvogel in werkelijkheid te zien. Ik kreeg het voor elkaar ze samen op één foto te krijgen.


...


De lol begint al op Schiphol als de douanemeneer begint met de vraag: ' Bali?'

Er onmiddellijk aan toevoegend richting Fifi’s hoofdtooi: ‘Pas maar op voor de mussen.’

‘Mussen?’

‘Ja vanwege dat (en hij wijst naar Fifi’s fleurige koppie) .... dat ze er niet in gaan nestelen ...’


...


Er komen ook weer van die schrale krielkippetjes voorbij schuifelen. Fifi noemt ze saté-kippetjes! Ja, saté, dat zal wel hun toekomst zijn.

Levende saté. Op weg naar Kenderan naar de crematie, rijdt er voor ons een auto met een zwart strikje, nu weten we zeker dat we goed zijn. En weet ik pas echt zeker dat ik het van de week goed heb verstaan. Cerick parkeert de auto ergens vooraan in de lange smalle straat, waar het in de verte te doen is. Lopend passeren we een gigantische waringin bij een klein intiem tempeltje.

Bj nadere beschouwing zijn het verschillende bomen bij elkaar, met elkaar vergroeid. De wortels van de één vormen weer een nieuwe boom ernaast.

Op ons Balische Paasbest hebben we onmiddellijk veel succes. Nou Fifi dan.

Met haar haartooi en het gele pluutje. Geweldig. 

Mensen voor de huizen zittend in gezellige groepjes knikken goedkeurend. Ook naar onze Balische kledij. Ik eigenlijk voor het eerst met de nieuwe over-sarong. 

En je hoort ze zeggen: ‘Bali custom. Bagus.’ 


...


In restaurant Mangga Madu worden we onmiddellijk aangesproken door een blonde struise Australische dame, die een tafeltje verderop zit. De hoofdtooi van Fifi heeft ook haar aandacht getrokken en haar vraag is of Fifi die zelf heeft ontworpen en of ze soms ontwerpster is? Zelf is ze dat wel namelijk. Ze vindt wat Fifi op haar hoofd heeft leuk en vooral origineel. Zij ontwerpt kleding en woont nu al weer enkele jaren in Ubud. Ze kwam hier na een scheiding om bij te komen en is hier nooit meer weggegaan.

Het is leuk praten

 met haar en al gauw is het onderwerp Bali natuurlijk. Het onverwachte van Bali, waar alles mogelijk is. Niets is zeker hier. Ze zegt de zinnen in snel Engels, met uiteraard een Australisch accent, wat veel van mijn concentratie vraagt. En soms hoor ik stukken niet goed vanwege het geluid van het voorbijrazende verkeer. Verhalen over advocaten. Balische adviseurs. Een stuk land dat afgemeten wordt aan de hand van de kokosnootpalmen die het omranden. Van die stories. 

Maar ze lacht ermee.

Ze vraagt wat wij hier zoal doen. Nou, vertellen we, we zijn van die “temple-jumpers”.

En we stellen ons voor. Fifi is de “fairy, the queen of the fairies” en ik ben “the dwarf” .

‘Oh no,’ reageert ze beslist over dat laatste.

Haar naam is Giny (van Virginia, zoals op het visitekaartje staat, dat ze ons geeft als ze opstapt, het wordt overigens tijd dat we zelf onze kaartjes hebben, misschien volgend jaar?) en vertelt op de valreep nog dat ze misschien dit jaar nog haar zaak opent in de zijstraat van Hanomanstreet, de straat die naar het voetbalveld loopt, verduidelijkt ze nog, richting Monkey Foreststreet. Het pand naast Watu Baru, als ik het goed heb verstaan. Volgend jaar eens kijken. Lachend vertrekt ze.


...   


We besluiten, nergens op gebaseerd, linksaf te gaan. De straat is de “pasar seni pagi”. De dagkunstmarkt van Sukawati

Ons oog valt op een pick-up auto, waarvan de laadbak volgestouwd is met houten boeddhabeelden. Kriskras door elkaar. 

Aan de andere kant een grote hal met nog meer beeldjes.

Garuda’s, leguanen, aapjes, boeddha’s, Ganesha’s, van alles. Uitgespreid over de vloer.

Elke verkoopster heeft zijn specialiteit. Dus de één verkoopt aapjes, de ander weer wat anders. Slechts smalle gangetjes openlatend.

Als we een mooie vinden, zijn we eventueel te verleiden een Ganesha te kopen. Maar die vinden we niet. Ja wel Ganesha’s maar die zijn echt niet mooi uitgewerkt. Te grof. Het lijken wel draken met een slurf. En ze hebben een dreigende uitdrukking, dit geheel in tegenstelling tot de zachtaardige natuur van de Ganesha. Althans in onze optiek. De veelheid duidt erop dat het eigenlijk een plek is voor de handelaren. Die schijnen er ook van het hele eiland te komen om hier hun handelsinkopen te doen. In grote aantallen natuurlijk. Het verklaart ook al die opgestapelde boeddha’s in de auto. Al bij het naar binnenlopen van de hal hebben we het gevoel dat iedereen naar ons kijkt. 

En dat is ook zo. Sommigen hebben moeite hun lachen te verbergen.

Waarschijnlijk door Fifi’s outfit: het rode haar met de bloem erop.

Maar het is een lach niet van spot maar meer van bewondering. 

‘Cantik,’ hoor je ze elkaar toefluisteren.

Een schriel mannetje stelt de stereotiepe vraag: ‘Where do you come from?’

Ik antwoord met: ‘ From heaven.’ En dat lieg ik niet, wijzend naar Fifi.


...


Als we in Ubud aan het voetbalveld op Cerick aan het wachten zijn na ons etentje bij “Delicat”, komt er een wildvreemde dame naar ons toegelopen.

Ze gaat voor Fifi staan en zegt: ‘ I like your head.’ Doelend op wat Fifi op haar hoofd heeft.

Zelf heeft ze ook geen onaardig kopje en ik zeg: ‘And I like your head.’

Lachend huppelt ze verder ...


...


We zijn op weg naar Gonny en Paul in Seminyak en hebben voor hen paradijsbloemen gekocht. Althans van die taak hebben Catharina en Marylène zich gekweten. Op weg ernaartoe houdt Fifi ze op haar schoot. 

De paradijsvogelbloem (Latijnse naam: strelitzia reginae) behoort tot de familie van de musaceae, waartoe ook de banaan behoort. De naam van de bloem is heel toepasselijk wegens de sierlijk opstaande, oranje schutbladen. Ze staan als een trotse hanenkam op een grijsgroene bloemschede. Kleurige kuifjes steken omhoog. Net als bij Fifi. Mijn paradijsvogel. En in haar Tibetaanse naam (Detchen Gyalmo) zit koningin. Koningin van het paradijs. De koninklijke bloem en de koninklijke Fifi. Paradijsvogel, engel en koningin tegelijk. Ik begin nu ook langzaam te begrijpen waarom we bij de koninklijke families zo gemakkelijk naar binnen lopen ...

We gaan ook nog even naar hun zoon Jacques, er niet ver vanaf.

Na een kopje koffie gedronken te hebben, gaan we naar zijn winkel in de Jalan Laksmana.

Jacques begeleidt ons naar de auto en complimenteert Fifi: ‘Je ziet er vrolijk uit.’

Ik zeg: ’Ja, ze is de paradijsvogel.’

‘Dat is toepasselijk,’ zegt hij, ‘de straat hier heet de Paradijsvogelstraat....’


Het kan niet op ...

De paradijsvogel is wel de rode draad vandaag. 

En Fifi als paradijsvogel de rode draad voor de hele trip en zo lang als ik haar ken ...


maandag 18 mei 2009


The players


Wayan





Mister Agong Muning
             





                                                  Mister Gerti, de zoon van de beroemde  Lempad









Ketut van "Delicat"















Mister Oka, de "koning" van Kerambitan en Mister Rai, zijn tweelingbroer, medekoning en vader van Tujoes





















 Surya en Bintang, zoon en dochter van        
                                              .......Cerick en Raka       














Tujoes, de prins/schilder